Het is absoluut het nieuwe werken, tenminste wanneer je je verdiept in de veranderwensen binnen organisaties. Flexibiliteit moet een schoon goed worden. Niet zelden wordt deze wens direct gekoppeld aan de toekomstbestendigheid van organisaties. Wanneer we flexibel zijn, dan komt het allemaal “voor de bakker”. Maar wat wordt hier nou precies mee bedoeld? Vaak wordt flexibel werken als één van de kernkwaliteiten benoemd. Het zou betekenen dat je binnen je dienstverlening, zowel intern als extern, een grote vorm van aanpassingsvermogen hebt. Je snel moet kunnen schakelen, inlevingsvermogen tentoon moet kunnen spreiden en last but not least: loyaal bent aan je organisatie en te allen tijde efficiënt moet blijven werken. Mooie uitgangspunten, mooie competenties ook.
– “Het klakkeloos accepteren van nieuwe wensen en verzoeken zal de organisatie niet ten goede komen en al helemaal niet je eigen werkplezier.”
Op deze regenachtige ochtend liep ik langs mijn boekenkast en nam het boek van Daniel Ofman van het schap; Bezieling en kwaliteit in organisaties. Een herinnering aan mooie colleges, workshops en zelfs aan een bezoek bij de Goeroe himself. Waar blijft de tijd? Hoe zat het ook weer met het kernkwadrantenmodel. Feitelijk een makkelijke en inzichtelijke manier om uitdagingen, maar ook de bijbehorende valkuilen zichtbaar te maken. In het bovenste plaatje, zie je een kernkwadrantenmodel, met flexibiliteit als uitgangspunt. Wanneer je je angstvallig meegaand opstelt, dan zal deze opstelling zeker een bepaalde mate van chaos veroorzaken. Het klakkeloos accepteren van nieuwe wensen en verzoeken zal de organisatie niet ten goede komen en al helemaal niet je eigen werkplezier. Chaos dus! Je loopt hiermee de kans dat niets meer afkomt en dat eerder bedacht beleid in de vergetelheid geraakt. Waar zijn we nu precies mee bezig? Naast flexibiliteit is zeker een bepaalde mate van assertiviteit en daadkracht noodzakelijk. Je moet durven aangeven waar de schoen wringt. Enige structuur is dus gewenst, zo lijkt mij. Flexibiliteit mag nooit de aanleiding worden van zogeheten “Poolse landdagen”. En, zoals het kwadrant zo mooi aangeeft, dien je hier natuurlijk ook weer niet in door te slaan. Starheid ligt dan op de loer. We sluiten ons dus ook niet op in onze eigen cocon, we snappen dat de wereld groter is dan alleen het werk op ons eigen bureau en we blijven de verbinding zien met alle andere belangrijke taakvelden binnen de organisatie. En zo zijn we rond en terug bij de absolute wens van organisaties, om flexibiliteit als het nieuwe toverstokje te zien!
Feitelijk is het dus een bewustwording proces wat je met elkaar doorloopt. Het benoemen van flexibiliteit als kernkwaliteit is prima, maar let op dat je goed met elkaar benoemd wat daar nu precies onder wordt verstaan. Het verkeerde gebruik van dit begrip kan ook onrust en onbegrip bij medewerkers veroorzaken. Enige stabiliteit in de besturing en duidelijkheid over de te behalen resultaten is mijn inziens een vereiste.
Het moraal van het verhaal is eigenlijk heel eenvoudig. Zoek met elkaar naar de juiste balans. Snap binnen welke context je met elkaar werkt en ga daar met elkaar een open dialoog over aan. Neem gerust eens het kwadrantenmodel voor je neus en benoem met elkaar de valkuilen, uitdagingen en allergieën. Waar gaat het goed, waar kan het beter en wat moeten we daarvoor doen. Deze openheid van zaken zal het flexibel werken ten goede komen en dan terecht een link kunnen leggen naar de toekomstbestendigheid van de organisatie.
Tsja, het blijft een mooie spel! Ook het hebben van daadkracht kan soms teveel van het goede zijn.
Warme groet Annemarie